14 november 2012

Kim Moelands


Kim Moelands is multifunctioneel. Ze is recensente, journaliste, communicatiemanager, ex-jurylid (van de Gouden Strop), maar bovenal schrijfster, zowel van autobiografische boeken als thrillers. 
Een druk leven waar, zo zou je denken, een fit lichaam voor nodig is.

Maar Kim werd geboren met de taaislijmziekte die haar bijna onderuit haalde. Infuusnaalden, zuurstofslangen, liters sondevoeding en héél veel ziekenhuisopnames waren haar deel.

Sinds haar boek Grenzeloos uit is, weten we dat ze - kantje boordje - nieuwe longen kreeg. In dit tweede leven past een toekomstplan dat 'misdaadschrijfster' heet. Het is met Weerloos uit de startblokken geschoten en nu is er Verdieping X, een thriller die het bloed naar je wangen jaagt maar iets minder naar die van de slachtoffers...  

 
'Mannen willen de held zijn
en vrouwen willen mét de held zijn.'  
 
Toen ik begreep welke setting je gekozen had voor Verdieping X, schrok ik. Tijdens het schrijven van dit boek heb je maandenlang een gedetailleerde ziekenhuissfeer moeten oproepen. Is dat geen wereld die je liefst wil vermijden?  

In het echte leven wil ik die wereld inderdaad het liefste vermijden, maar in mijn fictiewereld heb ik er geen enkele moeite mee om met ziekenhuisdingen geconfronteerd te worden. In tegendeel zelfs. Het was heerlijk om Verdieping X te schrijven omdat ik daar zelf aan de touwtjes trok. Ik bepaalde wat er gebeurde en hoe.
 
 
Een andere auteur zou voor dit gegeven heel wat research moeten zijn. Ik heb de indruk dat jij eindeloos en met veel precisie hebt kunnen putten uit je persoonlijke leerschool. Klopt dat? 
 
Dat klopt niet helemaal. Ik ben geen dokter en heb geen verstand van een deel van de zaken die ik in Verdieping X aanhaal. Daar heb ik juist veel research voor gedaan. Internet was een grote bron van kennis, ik heb een rondleiding gehad op een laboratorium en het manuscript laten lezen aan het hoofd van die afdeling die medische onjuistheden heeft gecorrigeerd. Als er dingen niet kloppen is dat geheel aan mij te wijten.
 
 
Hoe ben je tewerk gegaan bij de opbouw? Wat lag er vooraf vast? Ontstonden er in de loop van het verhaal nieuwe wegen of riskeer je in dat geval dat het plot uit de hand loopt? En wat was de lastigste passage om te schrijven? 
 
De plot heb ik gedeeltelijk samen met mijn man verzonnen. Hij heeft een basis verzonnen en daarmee heb ik mijn eigen ding gedaan, zoals dat zo mooi heet. De basis was een prettig houvast. Uiteindelijk is er een veel uitgebreider verhaal ontstaan waar tijdens het schrijven spontaan nieuwe personages binnen kwamen wandelen en allemaal gebeurtenissen ontstonden. Als ik schrijf loopt er een film mee in mijn hoofd. Dat laat ik altijd gebeuren zonder remming. Als ik mezelf restricties op ga leggen dan blokkeer ik. Er is wat mij betreft dus altijd ruimte voor nieuwe wegen of onverwachte wendingen die ontstaan tijdens het schrijven.

Het moeilijkste was om alle technisch-medische details goed te krijgen en het verhaal aannemelijk te houden, maar als ik de eerste reacties op Verdieping X mag geloven dan ben ik daarin geslaagd. 
© Robin Good
Verdieping X is een onophoudelijke rollercoaster van situaties en emoties. Hoe ervaar je dat tempo als je het verhaal schrijft? En is er zoiets als spanning voor mannen en spanning voor vrouwen? 
 
Als ik schrijf zit ik helemaal in het verhaal en in de hoofden van de personages. Ik beleef alles met ze mee. Als zij verdrietig zijn, dan ben ik dat ook, als zij blij zijn vice versa. Dat maakt het schrijven heel uitputtend. Na een paar uur schrijven ben ik echt moe.

Ik denk wel dat je kunt spreken van spanning voor mannen en spanning voor vrouwen. Mannen zoeken in een boek in mijn ogen een andere spanning dan vrouwen. Vrouwen houden volgens mij meer van psychologische spanning en mannen houden meer van actie en niet te veel huis-tuin-en-keuken gedoe. Mannen willen de held zijn en vrouwen willen mét de held zijn. 
 
 
Het is ook een boek over vertrouwen. Niet alleen in intieme of collegiale zin maar ook in maatschappelijke. In fictie worden situaties uitvergroot maar toch… Hoe zit het met jouw vertrouwen in de medische wereld?
 
Haha, wil je een diplomatiek of een eerlijk antwoord? Laat ik maar voor eerlijk gaan. Ik heb weinig vertrouwen in de medische wereld door de manier waarop er met me om is gegaan en door de fouten die zijn gemaakt. Er zijn eigenlijk maar een paar artsen die ik volledig vertrouw en dat is onder andere mijn oude longarts dokter Hugo uit Ademloos en Grenzeloos en mijn huidige huisarts. Topmens. 
© cast a line
Je stond aan de wieg van Crimezone. Hoe zag het thrillerlandschap er toen uit... de titels, de lezers, de kwaliteit? 
Poeh, daarvoor moet ik even graven in mijn niet al te beste geheugen. We hebben het dan over het jaar 2004 geloof ik. 
Wat ik me herinner is dat toen de literaire thriller heel populair was. Nicci French stond aan de basis en dat was ook de periode dat ik naar de boekpresentatie van De eetclub van Saskia Noort in Panama (een trendy club in A'dam - MV) ging, Simone van der Vlugt haar eerste thriller schreef (De reünie) en Esther Verhoef in eerste instantie doorbrak met actiethrillers. Het was de tijd dat iedereen praatte over Dan Brown die historie toegankelijk maakte voor het grote publiek. Wat voor- en tegenstanders van zijn werk ook zeggen, over één ding zijn we het allemaal eens: Dan Brown heeft met zijn boeken weer veel mensen aan het lezen gekregen en dat is een hele mooie en knappe prestatie.
Qua kwaliteit van de boeken, ook in die tijd had je goede, middelmatige en slechte boeken, net als nu.
 

Je bent als recensent begonnen. Hoe streng ben je? 
En wat is voor jou een *****-boek?
 
Klopt, ik ben als recensent begonnen. Sinds ik zelf schrijf, recenseer ik eigenlijk nauwelijks meer en doe ik voornamelijk nog interviews. Het voelt niet prettig voor me om een ‘mening’ te hebben over collega’s die ik vaak ook nog eens persoonlijk ken. Wie ben ik om iets over hen te zeggen? Objectiviteit en eerlijkheid is een soort erecode die je naar mijn mening moet hebben als recensent en dat is lastig(er) als je de schrijvers persoonlijk kent en ze ook nog aardig vindt. Laat ik het zo zeggen, je hebt al de schijn van belangenverstrengeling tegen je. Als je een boek positief beoordeelt, kan het worden uitgelegd als vriendjespolitiek en als je een boek minder goed beoordeelt dan zal dat wel zo zijn omdat je de schijn van belangenverstrengeling wilt voorkomen en daardoor extra streng bent. Wat ik nog wel eens doe is een quote geven over een boek, maar alleen als ik het boek echt goed vind en er dus ook volledig achtersta.
Een vijf sterren boek is voor mij een boek dat me helemaal meesleept, me op het verkeerde been zet, me diep raakt of dingen bij me los maakt. Zo’n boek dat je met een zucht dichtslaat als het uit is en dat nog dagen blijft spoken in je hoofd en dat je je jaren later nog herinnert. Dat hoeft niet per se een thriller te zijn overigens. Eén van de boeken die ik geweldig vond was bijvoorbeeld Witte Oleander van Janet Fitch en dat is geen thriller. Het nieuwe boek van Esther Verhoef dat binnenkort verschijnt, Tegenlicht (roman), deed me qua sfeer en het gevoel dat het bij me losmaakte erg aan dat boek denken. Een echte aanrader wat mij betreft!
 

Heb jij als lezer ook te maken met het fenomeen 'leesdip'? En hoe geraak je eruit?
 
Ik zou het niet direct leesdip willen noemen want van boeken heb en krijg ik nooit genoeg. Wat ik wel heb is dat ik in periodes dat ik zelf onrustig ben, heel chaotisch lees. Soms ben ik dan wel in vijf boeken tegelijk bezig in tempo slak en het lukt me dan niet om goed in een verhaal te komen, laat staan in vijf tegelijkJ. In de periodes dat ik weinig aan mijn hoofd heb, lees ik meestal een boek in twee dagen en kan ik er helemaal in opgaan. Ik behoor tot de auteurs die ook als ze zelf schrijven gewoon doorlezen. Ik kan niet zonder boeken, geen dag.
Balou, de zwerfhond uit Bosnië,
en troost in bange dagen
Hoe ga je om met het veelvoud van boeken dat je door tijdsgebrek niet kunt lezen?
 
Ik tijdgebrek? Had de dag maar achtenveertig uur… 
Mijn Nog Te Lezen stapel groeit nog met de dag. Er zijn zoveel boeken die ik wil lezen, maar inderdaad, de tijd… Overdag schrijf ik mijn eigen boeken en in de avonduren verlekker ik me aan het werk van collega’s. De boeken waar mijn hart sneller van gaat kloppen, maar waar ik op dat moment niet aan toe kom door andere verplichtingen, verzamel ik in een koffer die meegaat op vakantie en dan probeer ik altijd een inhaalslag te maken. Meestal lukt dat aardig.
 

Sinds Ademloos mag je je auteur noemen. Ook in je tweede autobiografische boek Grenzeloos schrijf je over hoe je leven in zwaar weer terecht is gekomen. En toch krijg je als lezer ontzettend veel energie van beide boeken. 
Waar haal jij zoveel positivisme vandaan?
 
Ik denk dat dat positivisme ook een genetische afwijking is haha. Ik weet niet, het zit gewoon in me. Ik ben een blij mens die altijd eerst kijkt naar de voordelen. Om Johan maar eens te citeren: Elk nadeel heb zijn voordeel. Ik houd niet van de slachtofferrol. Ik ben een aanpakker die dingen ten goede probeert te keren. Natuurlijk heb je niet alles wat er gebeurt in je leven in de hand, maar je kunt wel altijd zelf bepalen hoe je ermee omgaat. Ik heb geleerd dat je kunt kiezen voor je eigen geluk en dat is wat ik elke dag nastreef. Ik heb een hoop ellende meegemaakt in mijn leven en positiviteit en humor hebben me er altijd doorheen gesleept.
 

Je lijkt me een heel geëngageerd iemand: sterk betrokken bij mensen die je in je hart draagt en burgers in het algemeen. Grenzeloos is ook een oproep voor meer donoren en een betere wetgeving. Krijg je gehoor?
 
Ja, ik krijg absoluut gehoor. Ik krijg heel veel berichten van mensen die na het lezen van Grenzeloos donor zijn geworden. In het boek zit ook een donorformulier. Ik wil nog wel even een kanttekening maken, ik heb evenveel respect voor mensen die ervoor kiezen om geen donor te zijn als voor mensen die wel donor zijn. Ik vind dat iedereen de beschikking heeft over zijn eigen lichaam en een keus moet kunnen maken waar hij of zij zich goed bij voelt. Waar ik heel slecht tegen kan is het feit dat mensen vaak wel donor willen zijn, maar door laksheid het formulier niet invullen en daardoor de keuze bij nabestaanden leggen. Voor nabestaanden is het vaak heel moeilijk om op dat moment een keuze voor donatie te maken. Hierdoor gaan veel organen verloren die letterlijk levens hadden kunnen redden. Wat goed is om te weten is dat nabestaanden vaak heel veel troost putten uit het feit dat hun geliefde dankzij het donorschap een aantal mensen het leven kon redden. Ik vraag mensen dus niet eens om donor te worden (liever wel natuurlijk) maar om in ieder geval die keus te maken en het te laten registreren. Jaarlijks gaan er nog steeds zo’n 200 mensen onnodig dood die op de wachtlijst voor een orgaan staan. Als het aan het Nederlandse systeem had gelegen was ik er ook niet meer geweest. Duitse longen hebben uiteindelijk mijn leven op het nippertje gered.
 

Sinds je nieuwe longen kreeg, kun je volop van je dagen genieten. Hoe is het om met een stukje van een ander mens in jezelf te leven?
 
Voor mijn transplantatie dacht ik dat het heel raar zou voelen om met een stukje van een ander te leven. Nu kan ik zeggen dat dat niet zo is. De longen die ik heb gekregen voelen echt als ‘mijn’ longen, maar dan zonder de benauwdheid en de pijn die ik altijd heb gehad bij ademhalen. Ik ben mijn donor en haar nabestaanden eeuwig dankbaar dat ze mij het cadeau van het leven hebben gegeven want zo voelt dat echt. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet besef hoe bijzonder het is dat ik nog leef en ik geniet dan ook met volle (adem)teugen. Ik zeg altijd in gedachten tegen mijn donor: Mijn hart klopt tussen jouw longen, het klopt voor mij maar ook voor jou.


Op dit moment schrijf je fictie. Was de overstap naar het creëren uit het niets zwaar? En welk soort thrillerauteur wil je worden?
 
Klopt, in 2010 verscheen mijn eerste thriller Weerloos en sinds kort is er de nieuwe thriller Verdieping X. Het schrijven van fictie is ingewikkelder, maar ook veel leuker dan autobiografisch schrijven. Ik vind schrijven over mezelf helemaal niet leuk namelijk. Ik heb Ademloos en Grenzeloos met een duidelijk doel geschreven maar als het aan mij ligt schrijf ik nooit meer over mezelf. Fictieschrijven voelt als het maken van een legpuzzel. Je moet inderdaad uit niets iets creëren en dat is best lastig maar ook heel uitdagend. Bij autobiografisch schrijven staat de plot al vast, je moet het verhaal alleen leesbaar opschrijven. Bij fictie begint de plot bij 0. Op basis van een idee moet je een hele leefwereld creëren met geloofwaardige personages en scènes. Alles moet kloppen en je mag niets vergeten. Dat vergt heel veel concentratie. Aan het begin van mijn schrijfcarrière schreef ik heel veel met muziek, maar ik merk dat ik nu steeds meer behoefte heb aan rust om me heen zodat ik me helemaal kan focussen op de ‘film’ in mijn hoofd. Het leuke van fictie is dat alles mag en alles kan en dat geeft heel veel vrijheid en stimuleert mijn creativiteit.
En welk soort thrillerauteur ik wil worden? Eén die tot de top behoort natuurlijkJ. Het is mijn droom om ooit de verkoopcijfers te behalen van Saskia Noort, Esther Verhoef, Simone van der Vlugt en Suzanne Vermeer. Of dat gaat lukken moet de toekomst uitwijzen. Vooralsnog ben ik heel erg blij dat ik in ieder geval weer een toekomst heb dankzij mijn donor!
 

In je eerste thriller Weerloos voer je een jonge vrouw op die niet los kan komen van een foute man. Vind je dat hedendaagse meiden, die vaak een stoer en zelfverzekerd imago hebben, zichzelf toch te vaak verliezen en tekort doen in een relatie?
 
De maatschappij is momenteel in mijn ogen heel vluchtig en dat uit zich ook in de manier waarop mensen met elkaar omgaan in vriendschappen en relaties. Mensen commiteren zich lastiger en dat heeft ook invloed op de manier waarop men relaties aangaat of in stand houdt. Bottom line is dat we uiteindelijk allemaal op zoek zijn naar liefde en waardering. Zo ook Naomi, de naïeve hoofdpersoon uit Weerloos. Zij wil zo graag een relatie met de knappe Stefaan dat ze zichzelf helemaal verliest en dingen accepteert waar ze helemaal niet achterstaat. Ik denk dat dat voor jonge meisjes vaak hetzelfde geldt. Ze vallen heel erg op uiterlijk en stoere praatjes en belanden daardoor in ‘relaties’ die niet goed voor ze zijn. Die oppervlakkige blik en die hunkering naar aandacht is een voedingsbodem voor pooierboys. Oudere vrouwen kijken in mijn ogen wel wat verder dan hun neus lang is, maar hebben soms ook moeite om de ideale man te vinden. We willen graag een verbinding aangaan met iemand, maar tegelijkertijd ook niks van onszelf opgeven. Dat wrikt.

 
Hoe is het om eerst in volle vrijheid te schrijven en om dan aan het bureau van een redacteur te moeten gaan zitten... en de zaak toch een beetje uit handen te moeten geven?
 
Dat is doodeng! Elk boek voelt als een kind. Het is dan ook heel belangrijk voor mij dat er een stevige basis van vertrouwen is. Alleen dan kan ik mijn kind met een gerust hart uit handen geven. Als ik weer een boek heb ingeleverd bij mijn uitgeverij dan heb ik dagen last van het lege nestsyndroom en ben ik heel onrustig en een beetje emotioneel. Ook zenuwen spelen me parten, het is toch altijd weer spannend wat mijn uitgever en redacteur ervan vinden. Ik gun mezelf een paar jammerdagen en dan stroop ik mijn mouwen weer op en ga ik aan het werk. Schrijven is iets dat ik gewoon moet doen en ik kan niet te lang zonder.

   
Lees hier de recensie van 'Verdieping X'

De site van Kim Moelands

 

7 november 2012

Kees Sluys


Kees Sluys tijdens de boekvoorstelling van Mart Smeets

In Studio Sport 50 jaar schreef Kees Sluys al een kort en treffend portret van Mart Smeets, decennialang het boegbeeld van de NOS-sportdienst. Maar deze gepassioneerde presentator-interviewer met wie ontelbare sportliefhebbers zijn opgegroeid en vaak vergroeid, verdiende een volwaardige biografie. Die kwam er in juli 2012.

Kees Sluys was eerder actief als redacteur van de VPRO Gids, het programmablad van de omroep. Hij werkte ook mee aan de bundel Mijn Johan Cruijff, is medesamensteller van De blokjeslegger van Turijn. Dertien olympische schaatsfenomenen en publiceerde Snel, hoog, ver. Geschiedenis van de tienkamp.

Omdat het onderwerp van de biografie al in het lang en het breed belicht wordt in het boek en de besprekingen ervan her en der in de media, is het gepast om nu de biograaf zelf aan het woord te laten want... zoals hij het terecht uitdrukt, het was: 'Labeur'!
 
 
  ‘Het is een gevecht,
maar het geeft veel voldoening om zo’n gevecht te winnen.’
 

Dit is je eerste biografie en meteen kies je voor een levend icoon. Was dat geen enge gedachte?

Het ligt iets anders. Niet ik koos voor Mart Smeets, maar de uitgeverij liet haar oog op mij vallen nadat een door iemand anders geschreven versie geen genade had gevonden in de ogen van zowel de uitgever als van Mart zelf. Omdat ik eerder al een portret van Smeets had gemaakt in de bundel Vijftig jaar Studio Sport (eveneens uitgeverij Veen) dacht men vervolgens: misschien kan Sluys die biografie dan wel schrijven.

Ik had Mart bij die eerste gelegenheid al een keer uitgebreid gesproken en die ontmoeting was in een goede sfeer verlopen. Eng was het dus niet om aan die klus te beginnen, maar wel een beetje spannend, want wat je ook over Mart kunt zeggen, hij is in ieder geval een veelbesproken icoon.

Toen ik voorjaar 2011 plotseling een mailtje ontving waarin men mij voor deze mooie opdracht vroeg was ik vanzelfsprekend vereerd.


Wat is moeilijker, denk je: de biografie van een levende schrijven of die van een overleden persoon?

Het hangt er maar vanaf wat je onder ‘moeilijker’ verstaat.
In mijn geval was het de bedoeling dat Mart zou meewerken, en ook zijn goedkeuring aan het eindresultaat zou geven. Het ging dus om een geautoriseerde biografie. Dat betekende dat ik op een gegeven moment met Mart om de tafel ging zitten en hij met allerlei nuanceringen, op- en aanmerkingen kwam. Soms kon ik die weerleggen, maar in andere gevallen ook niet. ‘Ik verkeer nog in enige struggle met Mart over bepaalde passages’, mailde ik op zeker moment aan een vriend.

Het directe contact met Mart heeft mij in ieder geval behoed voor bepaalde foute feiten cq interpretaties van mijn kant.

Bij een overleden persoon lijkt me de verleiding om te speculeren, te interpreteren en te oordelen groter. Maar of dat ongestraft zal blijven? Er is altijd wel een lezer of criticus die beter op de hoogte is van bepaalde details, of die de onwaarschijnlijkheid van een aangebracht verband aannemelijk maakt. Hoe zei Heere Heersma het, in iets ander verband, ook al weer? ‘Niemands verrader slaapt.’


Wanneer is een persoon interessant voor een biograaf? Zijn daar algemene normen voor of is de keuze heel subjectief?

Eigenlijk kan ik hier heel weinig over zeggen. Nogmaals, ik heb mijn onderwerp niet zelf gekozen en ben geen ‘beroepsbiograaf’ zoals bijvoorbeeld Wim Hazeu, die al lang met dit bijltje hakt.

Wel heb ik in het begin mijn licht opgestoken bij Nico Keuning, gewaardeerd biograaf van Max de Jong, Jan Arends, Bob den Uyl en Johnny van Doorn. Die leverde zeker nuttige opmerkingen en aanwijzingen, maar al werkende ging ik toch vooral mijn eigen weg. Op zeker moment ging het bijvoorbeeld over ‘de eisen’ die aan een biografie worden gesteld. Maar wat zijn die dan precies en wie bepaalt die dan? Waarschijnlijk had hij zogeheten wetenschappelijke verantwoorde biografieën voor ogen, maar die pretenties had ik met mijn boek helemaal niet. Een ‘gebrek’ dat kwaliteit en waarheidsgetrouwheid natuurlijk niet in de weg hoeft te staan.

Ik heb wel diverse personen in gedachten over wie ik graag een biografie zou willen schrijven. Iemand als Jos Hermens bijvoorbeeld. Ex-langeafstandsatleet die in de jaren zeventig bij de wereldtop hoorde en met grootheden als Miel Puttemans duelleerde; nu al heel lang manager/beschermheer van Haile Gebreselassie en vele andere, vaak Afrikaanse, atleten. Ik denk dat zo’n boek een heel mooi politiek-cultuur-sporthistorisch document zou opleveren.

Maar een biografie over een wetenschapper, een schrijver of een anderszins interessant persoon kan natuurlijk ook geweldig zijn om aan te werken.


Hoe ben je in dit project van lange adem te werk gegaan?

Tijdens ons eerste gesprek vroeg de uitgever hoe ik dacht de zaak aan te pakken. Nou ja, om te beginnen, zei ik, ga ik natuurlijk alles van en over Mart lezen, Mart uitgebreid interviewen, en een heleboel beeldmateriaal van hem bekijken. En ik wil sowieso een stuk of vijftig mensen interviewen, in binnen- en buitenland. Vrienden, familie, collega’s, sporters, ex-sporters en noem maar op.

Ik zat daarbij ook al te denken aan tripjes naar Amerika, om bijvoorbeeld Lance Armstrong en Eric Heiden te interviewen en wat favoriete stekjes van Mart te bekijken.

Maar dan blijkt dat de praktijk onmiddellijk grenzen stelt. De uitgever vroeg niet om een uitputtend werk van 500 pagina’s, maar wenste een lekker boek van pakweg 250 pagina’s dat ook nog eens begin 2012 moest verschijnen. De lange adem bleek aanzienlijk korter dan ik me had voorgesteld.


Wat waren voor jou de grootste hindernissen?

De eerste hindernis was de eerste deadline. Bedoeling was dat het boek op 11 januari 2012 zou verschijnen – de dag dat Mart 65 werd. Ik zei meteen, met mijn eerste opzet in gedachten: dat lukt nooit. Maar na enig heen-en-weer gepraat stemde ik toe en dacht: ik probeer het gewoon. Onder het motto: wat moet, kan.

In de praktijk, al researchend, interviewend en schrijvend, bleek die termijn toch onhaalbaar. Ik holde die eerste maanden te veel achter mij zelf aan. Toen bleek dat het boek echt niet in januari kon uitkomen, kwam er meer rust. En met een nieuwe redacteur (gevolg van een uitgeversreorganisatie die toen net speelde; Veen verdween onder de uitgeversparaplu Atlas/Contact) klikte het prima.

Het grappige is dat uitgevers altijd wel weer een mouw weten te passen aan een latere verschijningsdatum. En ik moet zeggen: een boek over Mart uitgeven begin juli – tijdens de Tour de France en met de Olympische Spelen voor de boeg – leek me zo dom nog niet.

© ING Nederland
Kees Jansma en Jack Van Gelder, Mart's collega's van het eerste uur

© webted
Is het onderzoek boeiender dan het schrijven of omgekeerd?

Onderzoek doen is doorgaans lekker werk. Met name mensen over Mart interviewen was bijzonder prettig. Soms leverden die gesprekken tegenstrijdige informatie op. Dat was dan zo’n moment dat Mart uitkomst kon brengen, maar soms ook niet; Marts herinneringen zijn natuurlijk ook niet altijd een betrouwbare bron.

Bepaalde situaties bleken ook na diverse gesprekken nog vragen oproepen. Dan moet je een beslissing nemen. Je kunt zo’n onderwerp laten vallen, maar als je vindt dat het toch een plekje verdient moet je kiezen. Maar hoe? Voor de in jouw ogen meest realistische versie? Of, als je het echt niet meer weet, voor hoor en wederhoor? Moet je niet te vaak doen, want dat haalt de vaart er uit. Heel subtiel om de hete brei heen schrijven kan natuurlijk ook, maar is evenmin bevredigend.

Eenzame overpeinzingen komen bijvoorbeeld ook op je weg als je redacteur suggereert dat, wanneer het op psychologiseren aankomt, je dat moet doen ‘met terughoudendheid, maar niet té weinig.’ Vul dat maar eens concreet in. Het is kortom: labeur!


Waren er vragen die je niet hebt durven of willen stellen aan Mart Smeets of zijn entourage?

Het was eerder zo dat ik bepaalde vragen niet kón en mocht stellen. Mart wilde niet dat ik zijn ex-vrouw zou spreken. En Karen, zijn huidige vrouw, wilde zelf niet meewerken.

New Yankee Stadium New York
(Mart Smeets is een honkbal-fan)
© peterjr1961
Over Mart Smeets heeft half Nederland een mening, soms gefundeerd, vaak niet. Was je niet bang dat je al die betweters over je heen zou krijgen?

Bang? Nee. Zowel in de geschreven pers als op internet heb ik tot nu toe vrijwel alleen maar positieve besprekingen en reacties gezien. Van ‘bijzonder vlot lezend boek’ tot ‘hoogstaand leesdocument’.

Vermoedelijk doel je op het gilde ‘betweters’ in de columnistiek, zoals Max Pam (Het Parool), Sylvain Ephimenco (Trouw) en Frits Abrahams (NRC Handelsblad), die Mart al sinds jaar en dag verwijten dat hij de grootste dopingvergoelijker van Nederland is, zo niet van de hele wereld.

Eerlijk gezegd had ik verwacht dat deze lieden zich inmiddels wel een keer over de biografie zouden hebben uitgelaten, maar tot dusver is mij daar niets van gebleken.
Ik zie drie mogelijkheden.
-Ze hebben het boek niet gelezen, want zijn – behalve het dopinggedoe – niet geïnteresseerd in Smeets.
-Ze hebben het boek nog op het nachtkastje liggen, voor later.
-Ze hebben het boek wel gelezen, maar troffen er weinig in aan dat hun (doping)vooroordelen bevestigde.

Maar dan komt zo’n Armstrong-affaire natuurlijk als geroepen en schroomt men niet om in het koor der Brave Verontwaardigden zijn gemakkelijke partijtje mee te blazen.
Zo’n Abrahams, die woensdag 17 oktober in NRC Handelsblad meende een daad te stellen door een anti-Smeetscolumn uit 2009 ongewijzigd te laten opnemen. Daarin beticht hij Smeets ervan dat die in plaats van dopinggevallen uit te zoeken ‘liever romantische boekjes’ schreef ‘over al die helden die de Tour volbrachten op een dieet van biefstuk en wortelsap’.
De lezer van het hoofdstuk over doping in mijn biografie (pag. 215 t/m 227) weet beter en constateert met mij: Abrahams verkoopt totale lariekoek!

Maar de waarheid zal de doorsnee columnist een zorg zijn. Die heeft slechts ontzag voor zijn eigen mening.
Neem ook Max Pam, die in zijn Parool-column van 13 oktober de lezers durfde wijs te maken dat er in Marts boek De Lance Factor helemaal niets over doping staat geschreven.
Wat een schandelijke voorstelling van zaken. Gaan de hoofdstukken ‘Lance Armstrong en zijn tegenstanders’ en ‘Lance Armstrong en zijn jager’ soms niet over Lance en doping!?

Een heel ander, onschuldiger, soort ‘betweter’ is Maarten Moll, die in Het Parool weliswaar positief over de biografie schreef (’heel aardig boek’),maar ook erg zijn best deed om op een minuscuul punt zijn gelijk te halen.
Ik had hem in het hoofdstuk over Marts boekenschrijverij ‘toch al nooit een Smeetsfan’ genoemd. Waarop Moll zijn bespreking begon dat dit een groot misverstand was. Hij was juist wel een Smeetsfan. ‘Ik ben alleen geen fan van zijn sportromans.’
Moll moet hebben begrepen dat ik dat in die bewuste passage bedoelde te zeggen, maar de verleiding was te groot: de columnist Moll won het hier van de boekbespreker Moll.


Je bent 63 nu. Voelde je de noodzaak om op dit moment van je leven 'iets groots' aan te pakken?

Zoals ik al eerder zei: deze opdracht kwam op me af, ik heb het niet zelf bedacht. Toeval speelde daarbij een rol. Als die eerste biograaf zijn taak volgens de uitgever en Mart wel naar behoren had verricht, had jij mij nu niet geïnterviewd. Anderzijds is het ook weer geen puur toeval, want ik had wel al een groot stuk over Mart gepubliceerd.
Zo blijkt: je moet gewoon dingen aanpakken, en op zeker moment kan daar soms iets totaal onverwachts uit voortkomen.


Het heeft weinig met leeftijd te maken. Veel meer met belangstelling en met passie. Mijn eerste boek, Snel, Hoog, Ver – Geschiedenis van de tienkamp (na de prachtige vierde plaats van tienkamper Hans van Alphen op de Olympische Spelen van Londen nu ook actueel in België) schreef ik tussen 2004 en 2008 in mijn vrije uren, toen ik nog redacteur van de VPRO Gids was. Ik heb daar heerlijk aan gewerkt en dat boek beschouw ik ook als ‘iets groots’. Al heeft het slecht verkocht. Maar ja, er zijn nu eenmaal niet zo heel veel mensen geïnteresseerd in atletiek, toch de mooiste sport op aarde.


Erop terugkijkend, denk je dan in de richting van 'boeiend maar toch niet voor herhaling vatbaar' of eerder 'dit doen we nog een keer'?

Ik zou het graag nog eens doen. Maar dan onder andere voorwaarden, waaronder in ieder geval: een reële deadline.
Wat het werk zelf betreft. Tijdens het schrijven zit je wel eens even vast, maar er dient zich meestal wel een oplossing aan. Soms na overleg met je redacteur, na een rondje hardlopen of na een ritje op de racefiets.
Het is een gevecht, maar het geeft veel voldoening om zo’n gevecht te winnen.


Lees hier de recensie van Hoe ik toch nog sportjournalist werd,
de 'luchtige memores' van Kees Sluys

 

3 november 2012

Fred de Vries

 
Als het om de kijk op een land of een regio gaat, dan zitten buitenlandcorrespondenten op de eerste rij. En als die maatschappij een complex verleden en heden heeft, dan is een langdurige, indringende blik een voorwaarde om een betekenisvolle analyse te kunnen maken.
 
Journalist Fred de Vries woont en werkt al bijna een decennium in Zuid-Afrika. Zijn stukken verschijnen in The Weekender (de grootste weekendkrant van het land) en in Nederlandse media zoals de Groene Amsterdammer, Elsevier, de Volkskrant... Daarnaast schrijft hij boeken, ook over muziek.
 
Onlangs kwam 'Afrikaners, een volk op drift' uit. Wie zijn die nazaten van (vooral) Nederlandse kolonisten? Welke ziel hebben ze? En hoe houden ze zich staande sinds het land niet meer wit-zwart maar zwart-wit kleurt?
 
Zuid-Afrika, een land als een ander of als geen ander? Fred de Vries neemt je mee op rondreis... zij het zonder wilde-dierenpark!
 
 
‘Voor het eerst is er geen sprake van een ‘blanke vlucht’, maar van een blanke, zwarte en Indiase middenklasse die dezelfde behoeften en wensen heeft.’

1. Voor een correspondent lijkt het belangrijk om snel voeling te krijgen met een land en contacten op te bouwen. Hoewel je al ervaring had met het continent, liep je bij je eerste verblijf in Zuid-Afrika (1992) tegen onzichtbare muren op. Hoe kwam dat? En zou je die ervaring niet hebben gehad als je meteen in het nieuwe Zuid-Afrika (dat van na 1994) was terechtgekomen?

Dat kwam grotendeels omdat ik inderdaad eerder vijf jaar in Kenia en Oeganda had gewoond en gemakkelijk vrienden maakte onder Kenianen en Oegandezen. Ik had verwacht dat dat in Zuid-Afrika net moeiteloos zou verlopen, maar had me verkeken op de fysieke aspecten van apartheid. Wij (mijn vrouw en ik) woonden in Verwoerdburg (tegenwoordig Centurion), een in en in blanke buitenstad van Pretoria. Er waren, afgezien van tuinmannen en schoonmaaksters, geen zwarten te bekennen. Die bleken tientallen kilometers verderop te wonen, in naargeestige townships. Daarnaast was Verwoerdburg een prototype suburb: oersaai en deugdelijk - absoluut niks te beleven. Aangezien ik nog weinig of geen freelance werk had zat ik voornamelijk thuis of ging zonder werkelijk doel naar Pretoria, koffie drinken, een beetje snuisteren in de boeken- en muziekwinkels. Dat was geen opwekkend of zinvol bestaan en ik raakte stilaan een beetje moedeloos.

Daarnaast had ik weinig banden met de anti-apartheidstrijd. Natuurlijk waren we in Nederland in de jaren zeventig en tachtig tegen apartheid, maar als je eenmaal in Zuid-Afrika bent dan blijkt alles een stuk gecompliceerder dan je had gedacht en is het ook heel moeilijk om je met die strijd te identificeren als je niet in het land bent opgegroeid. Wie ben jij als buitenstaander om te zeggen hoe de boel in elkaar steekt en hoe het nu verder moet?

Het tweede deel van je vraag: Nee, ik denk niet dat die ervaringen zo heel anders zouden zijn geweest als ik in het ‘nieuwe Zuid-Afrika’ was gekomen. Wat het leven wel anders zou hebben gemaakt is als we niet in Verwoerdburg hadden gewoond maar in een wat hippere, meer gemêleerde en gemengde wijk zoals (destijds) Yeoville of Hillbrow of Melville. Daar woonden toch meer mensen met wie ik dingen gemeen had (muziek, film, literatuur) dan in Verwoerdburg. Maar dat zou weinig hebben afgedaan aan het probleem dat je terecht komt in een land met een unieke geschiedenis waarmee het moeilijk identificeren is.
 
De West-Kaap, waar de blanken nog in de meerderheid zijn,
is bekend om zijn wijnen.
© tnarik

Wijnboer aan de Kaap
© swiv
2. Het idee van het afschaffen van de apartheid botste bij de minder bedeelde Afrikaners op meer weerstand dan bij de rijke. Hebben gepriviligieerden niet altijd meer te verliezen?

Ja, maar als je veel hebt kan er ook wel wat af; een moddervette buik wordt een dikke buik. Terwijl als je weinig hebt is het moeilijker om daar nog wat van af te staan. De bedreiging van de buitenwereld is groter, want je bent kwetsbaarder.

De gepriviligeerden behielden de meeste van hun privileges. Sterker nog: na de afschaffing van apartheid en de beëindiging van de boycots dienden zich in Zuid-Afrika en in de rest van Afrika allerlei mogelijkheden voor hen om zaken te doen en de vleugels uit te slaan. Welgestelde blanken zijn na apartheid over het algemeen nog veel rijker geworden. De armen hebben te maken met het wegvallen van ‘vadertje apartheid’ die voor hen zorgde (onderwijs, gezondheid, werk) en hen beschermde tegen zwarte concurrentie op de arbeidsmarkt. Die bescherming viel weg en nu zijn ze op hun eigen initiatieven aangewezen. En na veertig jaar betutteling valt ze dat erg moeilijk.
Het thuisland scoort op WK Voetbal Zuid-Afrika 2010
© CelsoFlores

3. Heel wat Afrikaners vinden dat president F.W. De Klerk het land heeft weggegeven aan het ANC. Is dat een gerechtvaardigd verwijt of enkel een reactie van verbitterden?

Het verwijt is terecht als je kijkt naar politieke macht. Die hebben ze vrijwel geheel moeten opgeven. En ook van het idee van belangrijke federale bevoegdheden om minderheden te beschermen is weinig gekomen. Zuid-Afrika is een centralistisch bestuurd land met niet zo heel veel autonomie voor de provincies (het ANC is sowieso in alle provincies de baas, behalve in de West-Kaap).

Maar het verwijt dat De Klerk uitverkoop heeft gehouden komt vooral van mensen die het land hebben verlaten, of die buiten de boot zijn gevallen. En dat is een kleine minderheid. Want waar De Klerk vooral knap in is geslaagd is het behouden van de blanke economische macht en het voorkomen van nationalisatie. Met andere woorden: hij en zijn onderhandelaars (en grootmachten als de Verenigde Staten) hebben het socialistisch/communistische ANC in een neo-liberale hoek gedwongen. En dat is heel veel blanken erg goed pas gekomen. Ze hebben heel weinig hoeven op te geven. Hun privileges die al generaties lang bestaan zullen nog een tijd voortleven: ze wonen in veilige wijken en sturen hun kinderen naar goede scholen en universiteiten. Die zullen op hun beurt in veilige wijken wonen en hun kinderen naar goede scholen en universiteiten sturen. En dat gaat nog wel een paar generaties lang zo door, zolang er tenminste niks werkelijk dramatisch gebeurt zoals nationalisatie of grootschalige landonteigening.


4. De Afrikaners vrezen voor hun plek in de samenleving. Wie zullen zich het best kunnen handhaven, Afrikaner stedelingen of plattelanders?

Zonder meer de stedelingen. Die zullen in zekere mate opgaan in een ‘nieuwe Zuid-Afrikaan’, die Engels als zijn voertaal heeft. Hij stemt niet langer op Afrikaner partijen als Vrijheidsfront+ maar heel opportunistisch op de liberale, multi-etnische, Engelstalige Democratische Alliantie. De rurale Afrikaner staat enorm onder druk. Het leven op de boerderijen is onveilig en onvoorspelbaar en de dienstenlevering en het onderwijs in de dorpen en kleine steden zijn belabberd. Jonge Afrikaners vertrekken naar de stad om daar te studeren en werk te vinden. Het platteland zal gaandeweg steeds meer verzwarten.


 Gevleugelde uitspraak van Mandela © kiwi vic
5. Het Afrikaans als taal is een sterke uiting van de Afrikaneridentiteit en een bindmiddel tussen de groepsleden. Nu lijkt het onder grote druk te staan: de taal wordt bijvoorbeeld meer en meer van de universiteiten geweerd. Hoe zie je de toekomst van het Afrikaans?

Afrikaans zal blijven bestaan, ook al zal het totaal overvleugeld worden door het Engels. Maar je moet niet vergeten dat een paar miljoen kleurlingen ook Afrikaans als moedertaal hebben en dat het Afrikaans als tweede taal na Zoeloe het meest verbreid is. Dus de taal zal niet zo maar verdwijnen. Bovendien zijn er sterke Afrikaanstalige instituties: kranten, radio- en tv-zenders, uitgeverijen, belangengroepen, festivals, etc. Ook op het internet is de taal heel wijd verbreid. Het gevaar bestaat alleen dat de Afrikaanse cultuur iets van een getto schaduw over zich krijgt: een klein, zielig hoekje in de boekenzaak of in de muziekwinkel. Een ander probleem is dat zodra Afrikaners iets roepen over taalbehoud, dat meteen wordt uitgelegd als een roep om een terugkeer naar apartheid.


6. Zie jij een jonge generatie opstaan die veel minder in 'wij en zij-termen' denkt? Er zijn, bijvoorbeeld, jonge stedelingen die creoolse woorden integreren in de Afrikaanse taal. De vorige generatie zuiverde net de taal van die 'vreemde' invloeden.


Ja, veel dichters, schrijvers en muzikanten zoals Danie Marais, Gert Vlok Nel, Fokofpolisiekar en Die Antwoord gebruiken een mix van Afrikaans, straattaal en Engels. Ze zijn trots op de taal als Creools, iets wat hij voor apartheid ook was. Het was een keukentaal, die werd gesproken door de gewone man, blank en kleurling. Pas in het begin van de 20e eeuw begonnen nationalistische activisten zich in te zetten voor een puur Afrikaans, zo veel mogelijk gezuiverd van vreemde woorden.

J.M. Coetzee,
boegbeeld van de blanke Zuid-Afrikaanse literatuur
© Bilal Randaree
7. Hoe verklaar je dat zwarte bestuurders en dienstverleners zo vaak incompetent maar ook apathisch en zelfs corrupt zijn? Er zijn voorbeelden van bloeiende stadjes waar nu niet eens meer stroom is of benzine te krijgen. Willen zij dan niet graag laten zien dat ze ook leiding kunnen geven? Willen zij geen land waar ze trots op kunnen zijn?

Dat zou je eigenlijk aan hen moeten vragen. Deels denk ik dat het een probleem is dat veel van de nieuwe ambtenaren niet op hun taak berekend waren en plotseling te maken kregen met veel geld en verantwoording, en soms de verleiding niet konden weerstaan om contracten aan vriendjes te geven of om een en ander achterover te drukken. Maar vaak is het niet zozeer kwade wil als wel onkunde en gebrek aan training. Ook speelt er denk ik iets mee van ‘recht hebben op’, ‘entitlement’. Na vier eeuwen onderdrukking vinden de nieuwe bestuurders dat het hun goed recht is te delen in de cake waar zij nooit van hebben mogen eten. Daarnaast is er ook een erfenis van apartheid. Townships met hun simpele huisjes waren niet iets waar je als zwarte Zuid-Afrikaan trots op was, en de blanke binnensteden en wijken werden beschouwd als van ‘hen’, van blank. Iets daarvan sijpelt nog steeds door: waarom zou de zwarte ambtenaar zich druk maken over gaten in de wegen of lekkende waterleidingen in de ‘blanke’ wijken, waar hij twintig jaar geleden helemaal niet mocht wonen?


8. Wat moet er volgens jou veranderen in de hoofden van de Afrikaners én de zwarten, willen ze een gezamenlijke toekomst hebben?

Dat is een moeilijke vraag. Ik denk dat de verschillen geleidelijk zullen verdwijnen naarmate de tijd voortschrijdt. Blank en zwart gaan steeds meer samen naar school en leren op die manier elkaar en elkaars gewoonten steeds beter kennen. Jongeren zijn al veel meer kleurenblind als de oudere generaties. Ook woonwijken veranderen. Veel van de nieuwe westelijke buitenwijken van Johannesburg zijn bijvoorbeeld raciaal heel gemengd. Voor het eerst is er geen sprake van een ‘blanke vlucht’, maar van een blanke, zwarte en Indiase middenklasse die dezelfde behoeften en wensen heeft. Dat wil niet zeggen dat de bewoners nou erg innig met elkaar omgaan, maar ze wonen wel op dezelfde compound en zijn zo wel gedwongen met elkaar te communiceren.

Het zou ook goed zijn als de politieke partijen niet langer als blank (DA) of zwart (ANC) worden gezien, maar daar is een uiteenvallen van het ANC voor nodig, zodat er nieuwe allianties kunnen ontstaan die de rassenscheiding doorbreken.

Soweto township © sea turtle
9. Wat klopt er van de plannen, die het ANC zou hebben, voor het uithollen van de grondwet? En, als dat klopt, waar zou het land dan naartoe evolueren?

Zuid-Afrika heeft een uitstekende grondwet, maar de uitvoering laat nogal eens te wensen over. Zoals iedere politieke partij probeert het ANC zoveel mogelijk macht te behouden en toe te eigenen. Daarnaast wordt president Jacob Zuma ook nog steeds achtervolgd door het spook van corruptie. Hij ontkwam een paar jaar geleden ternauwernood aan een veroordeling. Om die redenen probeert het ANC vooral de rechterlijke macht te ondermijnen, die tenslotte verantwoordelijk is voor erop toezien dat de grondwet wordt nageleefd.

Tevens worden regelmatig pogingen gedaan om de media de mond te snoeren. Nou zijn die media niet altijd even secuur in hun verslaggeving, dus iets van die ANC woede en kritiek is wel begrijpelijk. Maar er zijn natuurlijk andere middelen dan de geopperde media-controle door de overheid en extreem zware straffen voor ‘misgrijpen’.


10. Dat onderdrukten later onderdrukkers worden, is een gegeven dat meermaals in de geschiedenis opduikt. Denken we bijvoorbeeld aan de harde koers van Israël. Ook in het nieuwe Zuid-Afrika worden blanken systematisch geweerd uit de arbeidssector en andere velden van het openbare leven. Hoe interpreteer je zo'n collectieve reactie?

Dingen als affirmative action (positieve discriminatie) en Black Economic Empowerment (zwarte aandeelhouders in ‘blanke’ bedrijven) waren begrijpelijk, voorstelbaar en noodzakelijk om de totaal scheefgegroeide verhoudingen recht te zetten. Maar zoiets kan ook doorschieten, en dat dreigt nu te gebeuren. Er zijn heel veel kundige blanken die uit hun baan zijn gezet of niet aan de bak komen, wat onder meer resulteert in de teloorgang van de plattelandssteden. Daarnaast leidt het tot een brain drain van mensen die meer mogelijkheden voor zichzelf of hun kinderen zien in landen als Australië en Nieuw-Zeeland. Ook dat is een kwalijke zaak. Op een gegeven moment zal de overheid die maatregelen moeten stopzetten. Alleen, wat het politiek juiste moment daarvoor is, is onduidelijk, zeker met het huidige officiële werkloosheidscijfer van ongeveer 25 procent en een ANC dat steeds heviger onder druk staat om het lot van de miljoenen arme zwarten nu eindelijk eens te verbeteren. 
 

Biltong zijn reepjes gedroogd vlees.
© Jason Cartwright
11. Tot slot: Wat zijn jouw werk- en woonplannen voor de toekomst? Ben jij ook een blanke Afrikaan in wording?
Waarschijnlijk word ik een soort Middellander, iemand die noch in Nederland noch in Zuid-Afrika werkelijk thuis is. Ik voel de meeste affiniteit met mijn geboortestad Rotterdam, maar als ik daar ben merken mensen op dat mijn accent veranderd is. En als ik hier in Zuid-Afrika Engels praat horen ze wel dat ik niet Zuid-Afrikaans ben, maar ze horen niet meer waar ik dan wel vandaan kom. Denemarken? Duitsland? België? Nederland? Soms is dat een schokkend moment en ga je jezelf allerlei vragen over je identiteit stellen. Waar hoor ik thuis? En ik ben bang dat dat alleen maar erger wordt naarmate ik hier langer ben. Daartegenover staat natuurlijk dat Zuid-Afrika bij uitstek een immigratieland is. Veel van de Grieken, Portugezen, Britten, Zimbabwanen, Malawiërs, Nigerianen, Chinezen en Pakistanen zijn ook eerste of tweede generatie migranten en hebben net zo veel of weinig binding met Zuid-Afrika als ik.


Lees hier de recensie van 'Afrikaners'