29 september 2012

Tupla M.

Tupla M. is niet doorsnee. Het zijn twee vrouwen die met één stem schrijven. En allebei kennen ze de theaterwereld van binnenuit. Welke spanningsvelden en ervaringsprocessen levert dat op? 
 
Wendela de Vos en Atie Vogelenzang laten in hun schrijfkeuken kijken en dat levert verhelderende en verrassende antwoorden op.
Een interview om niet te snel te lezen... net zoals hun laatste boek 'Schuld' dat misdaad tot literatuur verheft.

 
‘Tekst verliest namelijk altijd aan kracht
zodra het is overgeleverd aan andere ogen.’

Jullie zijn erg goed in het blootleggen van een geest maar ook in sfeerschepping en taal. Zijn er aspecten van het schrijven waar jullie liever mee bezig zijn dan met andere?

Wij zijn allebei gevoelig voor sfeer. Wij houden van film en denken in beelden. Wij zien het verhaal als een film voor ons. Met mooie details. Maar er moet natuurlijk ook een stevige structuur in zitten, een kader eromheen getimmerd, anders blijft het niet overeind tot het einde. Eigenlijk vinden we dat allemaal wel leuk. Als je ‘het schrijven’ in je vraag wat ruimer neemt, denk ik dat waar we soms wel tegen op kunnen zien is alle zelfpromotie waar je als schrijver aan wordt verondersteld te doen. Wie het hardste schreeuwt, krijgt de meeste aandacht en wij zijn geen van beide erg goed in heel hard schreeuwen.


De setting van jullie boeken wisselt tussen stad en platteland. Is het moeilijker om een spanningsveld te vinden buiten de stad of lijkt dat maar zo op het eerste gezicht?
Dat is een leuke vraag. We hebben daar in Een Kwestie van Tijd wel een soort antwoord op gegeven. Een vrouw ontvlucht de hectiek en een persoonlijk onveilige situatie in de stad en denkt op het platteland (i.c. de Noordoostpolder) rust en bescherming te vinden. Maar eenmaal daar ervaart ze de stilte en de ruimte eerder als angstaanjagend, vreemd en vijandig. Het is dus meer een ander soort spanning dan minder. Maar onze hoofdpersonen kwamen tot dusver wel altijd uit die grote stad. Er is dus altijd al een spanningsveld tussen de ervaringen en verwachtingen van de grote-stadsmens en de (perceptie van) realiteit van het platteland.

Westkapelle, de setting van 'Schuld' © Hubsche


Hoe ontstaat een nieuw plot? Gaan jullie brainstormen of gebruiken jullie eerder een ervaring of situatie die op je af komt?

Dat is verschillend per boek. Vrouwelijk Naakt is geïnspireerd op iets dat Atie meemaakte op haar werk. Een Kwestie van Tijd op een gevoel dat we wilden onderzoeken, je zou het angst voor de angst kunnen noemen. Speeddate gaat over een eigen ervaring. Ik zat bij een onbekende kapper, die zoals gebruikelijk een praatje gaande hield. Ze vroeg wat ik voor werk deed. Ik dacht toen: ik kan mezelf nu helemaal opnieuw verzinnen, ik kan vertellen wat ik wil. Meer Dood dan Levend is gebaseerd op een overval die een aantal jaren geleden in Amstelveen plaats vond en Schuld op een krantenbericht (zie ook onze websiteThe making of Schuld). Het boek waar we nu aan bezig zijn is losjes gebaseerd op iets wat we op televisie zagen.


Wendela, je bent ook juriste. Kun je die kennis en ervaring soms in jullie boeken kwijt?

W: Tot dusver zit er nog weinig juridisch in onze boeken, maar we werken ernaartoe! In Meer Dood dan Levend is Luna rechtenstudent. Een heel klein beetje van mijn studie-ervaringen kwam in het boek terecht. In het boek dat we nu schrijven komt voor het eerst daadwerkelijk een juriste voor.

A: Daar stel ik me dan ook heel veel van voor. Wendela heeft zich al zitten inlezen.

Duindoorn, komt voor in open, kalkrijke duinen
© Johan Wieland
Jullie hebben ook geschreven voor theater. Boren jullie andere thema's aan en creëren jullie andere types van personages wanneer het om een podiumtekst gaat dan wanneer het een boek betreft?

Misschien moeten we die vraag apart beantwoorden.

W: Wat ik vroeger voor theater heb geschreven was erg dienstbaar aan het moment. Er ontbrak iets in het materiaal en dan schreef ik dat. De laatste jaren heb ik weliswaar ook meestal in opdracht geschreven, maar vrijer. En veel poëtischer, lyrischer. In het geval van Sneeuw, de tekst voor Joy Wielkens, ging het om een poëtische verbeelding van een eigen ervaring van Joy. Het personage was dus een gegeven. In het libretto voor Nova Zembla ging het om een stilering van het overwinteringsverhaal.

A: Ik heb in een ver verleden voor toneel geschreven en daarna nog een keer een script voor televisie. Ik vond dat toch wel wezenlijk anders, ook qua personages gek genoeg. Toneel is heel erg een frame. Het is juist de bedoeling dat je dat niet te veel invult, want dan hebben regisseur en acteurs niets om hun tanden in te zetten. De kunst van het weglaten. Een dialoog schrijven, maar dan zo dat het een onderlaag krijgt die iets anders ‘zegt’ dan wat de personages zeggen. Dat kunnen we allebei best goed. Bij het spannende genre vind ik nog steeds dat schrijvers te veel aan telling doen i.p.v. showing. Te veel genoegen nemen met een verhaaltje vertellen.


Passen jullie daarbij ook andere schrijftechnieken toe? En hoe zit met met het schrijfplezier, is daar een verschil in?

W: In mijn (schrijf)gevoel kun je puur toneel, dwz scenes, dialogen, bedrijven, aan de ene kant van het spectrum zetten en poëzie, waar ik het libretto en Sneeuw ook toe reken, aan de andere kant. Daartussen in staan onze boeken. Enerzijds gaan die over concrete situaties, geloofwaardige realistische mensen, anderzijds zit er in de schrijfstijl en in de gedachtewerelden veel poëzie.

A: In mijn korte verhalen loop ik nogal eens vast. Dat komt omdat ik er teveel mee wil. Ik schrijf ook super langzaam. Wat ik bij onze boeken niet doe, doe ik daar juist wel. En soms gaat dat mis. Ik denk heel erg na over de vorm. Ook gaandeweg een verhaal. Er ligt dan niets vast. Als zo’n verhaal lukt ben ik in de zevende hemel, maar ik raak ook sneller ontmoedigd. In het algemeen is het zo dat als schrijven goed lukt, het heerlijk is om te doen, maar ik staar ook regelmatig naar buiten en denk: ik weet waar het over moet gaan, maar waar haal ik het vandaan? Waarom is dit leuk?

Nu verkrijgbaar als e-book

Is theaterpubliek een ander soort publiek dan de brede lezersgroep? Of is er maar één soort 'toehoorder'?

W: Ik ben er van overtuigd dat het twee verschillende groepen zijn, lezers en theatergangers. Lezen is een solitaire bezigheid en bovendien kun je in- en uitstappen wanneer je wilt. Theater is een unieke gebeurtenis, waarbij een x aantal mensen live, die ene avond en daarna nooit meer hetzelfde, voor jou optreden. Je zit vast in je stoel maar je maakt deel uit van een geheel.

A: Ik kijk daar geloof ik anders tegenaan. Net als bij een boek, ben je er (meestal) niet bij als mensen je boek lezen of als een theaterbezoeker naar je stuk zit te kijken. Je hoopt alleen maar dat er genoeg van overeind blijft bij die hertaling in de ogen van lezer en kijker. Sterk en vet opzetten is wel belangrijk in dit opzicht. Tekst verliest namelijk altijd aan kracht zodra het is overgeleverd aan andere ogen.


Kunnen jullie over de ander zeggen waar ze erg goed in is bij het bedenken of schrijven van een boek?

W: We vergelijken het wel eens met het bouwen van een huis. Samen zitten we te schetsen en maken we plannen. Vervolgens zorgt Atie dat het huis ook inderdaad gebouwd wordt, ze is een strenge opzichter. Ik ben meer van de kleurenstalen en een keuken uitzoeken.

A: Wendela heeft een ongebreidelde fantasie en ze is goed in staat om die ten gunste van het boek aan te wenden. Maar ze slaat er niet in door. En ze schrijft heel erg transparant, terwijl ik de neiging heb een te strak breiwerk op te zetten. Ze is ook goed in oplossingen bedenken, want al schrijvende blijf je toch tegen grotere en kleinere problemen oplopen.
Straatje in Riga, de setting van Speeddate
© Stephen Downes
Samen de inhoud en de opbouw van een boek bedenken, dat lijkt me haalbaar. Maar hoe stel je een schrijfstijl af op een andere?

W: Mogen we deze vraag overslaan? Wij vinden het leuk om dit recept nog even geheim te houden!
A: Waarom zouden we daar geheimzinnig over doen? Volgens mij lijkt onze schrijfstijl in essentie gewoon al heel erg veel op elkaar. Om te beginnen delen we de beelden van hetzelfde verhaal door de research die we doen en we denken soms dezelfde dingen. En zijn het negentig procent van de keren eens over de manier waarop een situatie interessanter wordt. Dat is waarschijnlijk gewoon toeval. Maar het kost ons hoegenaamd geen moeite om tot 1 stem in stijl te komen, vind ik.



10. Weinig auteurs nemen een sabbatical. Moet de druk niet eens van de ketel? Of is schrijven een beetje verslavend?

W: Ik hoop niet dat je bedoelt dat Tupla M. te snel op elkaar boeken produceert. Wij hebben het afgelopen jaar trouwens al een soort sabbatical genomen. Schuld was september 2011 eigenlijk al klaar, maar door het overstappen naar De Crime Compagnie kwam het pas mei dit jaar uit. Het volgende boek pas najaar 2013, als alles goed gaat.

Of bedoel je misschien de hoeveelheid (spannende) boeken die er jaarlijks op de markt komt? Dat kan wel wat minder inderdaad. Sommige schrijvers zouden misschien ook baat hebben bij wat meer/langere oplaadperiodes tussendoor. Reflectie op je eigen werk is heel nuttig vind ik. Maar de druk op de ketel kun je natuurlijk ook de uitgeverijen verwijten, die al jaren geleden gestopt lijken met een kritische selectie aan de poort en veel op de markt brengen onder het motto: niet geschoten altijd mis.

A: Als ik heel eerlijk ben, dan vind ik mezelf een luie schrijver. Niet iemand die aldoor bezig is met aantekeningen maken of het afgrazen van haar omgeving naar onderwerpen. Het gaat bij mij allemaal niet vanzelf en we moeten hard werken om een boek tot een goed einde te brengen. Schrijven is voor mij niet verslavend. Integendeel. Ik ben vaak blij als het boek er ligt en ik even iets anders mag gaan doen van mezelf.

Reactie van De scriptor op de laatste vraag: Neen, ik bedoelde niet dat Tupla M. te snel na elkaar boeken publiceert. Ik probeerde me te verplaatsen in het hoofd van auteurs. Ik denk namelijk dat een creatief proces uitputtend is. En dat er misschien een stem in je zegt ‘Nu even niet’ en je tegelijkertijd een andere innerlijke kracht voelt die alleen maar wil creëren. Maar het kan ook iets eenvoudigs zijn, zoals het niet kunnen missen van de structuur en de sfeer die het schrijven aan je leven geeft.







25 september 2012

Manu Adriaens

 
Bij Humo-lezers met een lange staat van dienst doet de naam Manu Adriaens wellicht een belletje rinkelen: er was een tijd dat hij met grote regelmaat voor het magazine schreef. Als bij een naam ook een gezicht en een levende stem gaan horen, ontstaat er een nog interessantere band.

Wie op weekdagen in Brussel is, kan de freelance journalist tijdens de middagpauze bij live interviews over boeken aan het werk zien. Manu is een prettige, relaxte gastheer die precies inschat wanneer hij een sturende vraag dan wel een stilte moet inlassen. En uit elke tussenkomst blijkt dat hij weet waarover hij het heeft.

Maar Manu Adriaens is zelf ook auteur. Onlangs verscheen 'Lof der zachtheid', een bundeling citaten over levenswijsheden in een jachtige, materialistische en hufterige tijd.
 
'Met enige verbeelding zou je het mijn vroegtijdige geestelijke testament kunnen noemen.’
 

‘Lof der zachtheid’ is een uitsprakenboek vol geestelijke bagage. Is het een boek met een missie?

‘Ach, wie ben ik om een missie te hebben? Het boek is gewoon voortgevloeid uit de manier waarop ik al dertig jaar leef. Al die tijd ben ik journalist. Wanneer is een interview voor mij geslaagd? Als enkele zinnen van mijn interviewee me zo raken, dat ik ze achteraf noteer in mijn persoonlijk Notitieboek van Zachtheid en Waarachtigheid. Daarin schrijf ik ook de vertederende regels op die ik ergens lees, hetzij in een krant of magazine, hetzij in een boek. Dat alles heb ik nu in een abecedarium gegoten. Met enige verbeelding zou je het mijn vroegtijdige geestelijke testament kunnen noemen.’
 

Opvallend is de aanwezigheid van de boeddhistische levensbeschouwing. In hoeverre kun je die in een Westerse maatschappij in de praktijk brengen? En zit die soms het functioneren hier in de weg? 

‘Voor alle duidelijkheid: ik noem mezelf een boeddhist light. Ik mediteer dan wel elke dag een uur, maar ik doe dat in m’n eentje. Bij groepsrituelen voel ik me namelijk niet echt thuis, heeft de ervaring me geleerd. En het genot van een goed glas bier of wijn ga ik me ook niet ontzeggen. Ik vul dat boeddhisme dus op mijn eigen manier in. Dat is trouwens het leuke van die levensfilosofie. Eén van de kerngedachten is: “Doe wat volgens je eigen ervaring het best bij je past.” Maar of je nu in het Oosten of het Westen leeft, een aantal zaken blijven sowieso overeind. Zoals de vaststelling dat alles in het bestaan veranderlijk en vergankelijk is. En ook typisch boeddhistisch: hoe meer we verlangen, hoe meer we lijden. Al zeg ik het zelf: ik ben een vrij sober levend mens.’
Ladakh © Matso
 
Is het nodig om die levensbeschouwing in het Oosten te gaan ontdekken of uitbouwen? Levert dat iets extra’s op?

 ‘Ik ben nog nooit in het Oosten geweest, hoor. De boeddhistische wijsheid is gewoon op mijn pad gekomen via literatuur. En ik stelde vast dat het gedachtegoed prima bij me past. Ken je trouwens dat gezegde: “Too far east is west”? Als je te lang doorstapt in de richting van het Oosten, kom je weer in het Westen uit... Ik ga me niet bezondigen aan escapisme. Maar ik vind wel dat wij, westerlingen, iets kunnen leren van de oosterse soberheid en minzaamheid.’
 
Als je er één zou moeten uitkiezen, welk citaat staat dan het dichtst bij jou?
 
‘Een uitspraak van de 19de-eeuwse Amerikaanse filosoof Ralph Waldo Emerson: “Groot is diegene die, te midden van de menigte, met volmaakte minzaamheid de onafhankelijkheid van de eenzaamheid bewaart.” Je zult me niet gauw zien op gelegenheden waar veel volk aanwezig is. In wezen ben ik een einzelgänger, die liever luistert dan praat. Dat komt me prima van pas in mijn beroep van journalist.’ 
Johannesklooster op Patmos,
sinds eeuwen een spiritueel centrum © Scriptor
We kunnen je negen keer per jaar in Daarkom aan het werk zien. In het kader van ‘De leeskamer’ van de Brusselse Hoofdstedelijke Bib ontvang je bekende Vlamingen die over hun favoriete boeken komen praten. Welk soort professionele en persoonlijke voldoening haal je daaruit?  

‘De grootste professionele voldoening is als het gesprek lekker allerlei onverwachte richtingen uitgaat, waarbij ik er als interviewer toch in slaag het overzicht te behouden. Ik geef voorzetten aan mijn gast en hij/zij mag gerust scoren. Ik interview nooit iemand om die persoon klem te zetten. En de persoonlijke voldoening? Die is er als ik weer een mooie uitspraak heb om te noteren in mijn Notitieboek van Zachtheid en Waarachtigheid. Hoe langer je journalist bent, hoe wijzer je in principe wordt.’
 
Heb je zelf inspraak in de gasten? En volgens welke criteria worden ze geselecteerd?
 
‘Aan de hand van een longlist die ik opmaak in samenspraak met de Hoofdstedelijke Bibliotheek, bel ik mensen op om te vragen of ze mijn gast willen zijn. Per seizoen streven we naar voldoende variatie. Daarvoor zoeken we in diverse milieus: de theaterwereld, muzikanten, tv-figuren... Ik praat sowieso graag met mannen en vrouwen die een lange staat van dienst hebben in hun vak. Die hebben de boeiendste verhalen.’

Daarkom, het Vlaams-Marokkaans
cultuurhuis aan de Munt
Hoe bereid je je voor op deze interviews?
 
‘Dat doe ik op een tweevoudige manier. De gast maakt een lijstje op van tien favoriete boeken; die heb ik niet altijd allemaal zelf gelezen, maar ik moet natuurlijk op z’n minst weten waar ze over gaan. Het tweede facet is de achtergrond van de gast: daarvoor neem ik de knipselmap met vroegere interviews uit de schrijvende pers door.’
 
Je bent freelance journalist. Betekent dat dat je een gamma van activiteiten en domeinen bestrijkt? En voel je je daar prettig bij?
 
‘In de jaren tachtig van de vorige eeuw heb ik even in loondienst gewerkt bij de uitgeverij Roularta. Sindsdien weet ik: loondienst is niks voor mij. Ik functioneer niet fatsoenlijk in zo’n groepsgebeuren van een redactie, ook al omdat redacties niet zelden krabbenmanden zijn met grote ego’s. Geef mij maar de vrijheid, ook om mijn onderwerpen zelf uit te kiezen in plaats van onderhevig te zijn aan de grillen van een hoofdredacteur. Zoals ik al aangaf: ik ben een einzelgänger.’ 

Manu Adriaens in gesprek met Marijke Pinoy
10.05.12 © Scriptor
Je schreef ook een boek over het Sint-Janscollege in Meldert waar je gestudeerd hebt. Het heet ‘En we zouden iets van ons leven maken’. Heb je, tot nu toe, voor je gevoel, iets van je leven gemaakt? 

‘Ik leef al dertig jaar van mijn pen. Dat is iets waar ik als jonge knaap op hoopte. In dat opzicht ben ik euh... geslaagd. Verdere ambities heb ik nooit gehad. Ik ben een nuchtere West-Vlaming, die dan ook nog eens gaandeweg boeddhistisch geïnspireerd is geraakt. En hoe ouder ik word, hoe gelijkmoediger ik me – tot mijn grote voldoening – voel.’ 

 
Interviewen is een vak. Hoe word je daar goed in? En wanneer ben je er goed in?
 
‘Het is heel simpel: je bereidt je zo goed mogelijk voor, maar tijdens het gesprek zelf moet je je voorbereiding zoveel mogelijk los durven te laten. ’t Is een kwestie van heel goed luisteren en inhaken op wat je gast zegt. Meer komt er eigenlijk niet bij kijken.’


Als jij te gast was in ‘De leeskamer’, welke favoriete boeken zou je dan meebrengen?
 
‘Het zouden vermoedelijk allemaal non-fictiewerken zijn. Bij de tien titels zou alvast zitten: Praktisch verstand van de Nederlander Theo Kars, een pleidooi voor non-conformisme. En verder zeker een aantal biografieën. De mooiste biografie die ik de jongste tijd heb gelezen, is We zien wel!, het levensverhaal van de Nederlandse zanger Ramses Shaffy, geschreven door Sylvester Hoogmoed. Shaffy heb ik zelf nog geïnterviewd toen ik freelancer was voor Humo: een van de meest charismatische figuren die ik in mijn leven heb ontmoet.’